Korte geschiedenis van de Belgische opleidingskampen in Frankrijk tijdens de Eerste Wereldoorlog: de aanloop en de start

De aanloop

In de loop van de Eerste Wereldoorlog maakt de kabinetschef van de regeringsleider en minister van Oorlog Charles de Broqueville twee brochures over de opleidingskampen van het Belgisch leger in Frankrijk. De eerste brochure behandelt de opleidingskampen voor de 'gewone wapens', de tweede gaat over de 'speciale wapens'. Hij schrijft nog een derde brochure over de Belgische regering die sinds 26 oktober 1914 verblijft in Sainte-Adresse, een gemeente vlakbij Le Havre.



De drie brochures van 'Un royaume en exil, la Belgique du dehors' zijn geschreven in een beeldrijke taal. Maurice des Ombiaux is dan ook geen gewone kabinetard, hij is een Waalse schrijver en journalist. De brochures zijn rijkelijk geïllustreerd met foto's van de fotografische dienst van het Belgisch leger en tonen soldaten die druk in de weer zijn met allerhande oefeningen.



De lezer ervan stelt zich een geoliede opleidingsmachine voor, aangestuurd door bekwame commandanten, die goed getrainde manschappen aflevert om het Belgisch front aan de IJzer te versterken. De brochures dienen ongetwijfeld een propagandistisch doel om enerzijds de Belgen gevlucht naar het buitenland en anderzijds de bondgenoten op het slagveld aan te tonen dat de Belgische regering en het Belgisch leger hun bijdrage leveren.

In het kielzog van de vele oorlogsherdenkingen verdient het verhaal van de opleidingskampen bijzondere aandacht. Naast het leger aan het Belgisch front is er immers nog het 'andere leger' van de ondersteunende diensten (administratie, voedselvoorziening, hospitalen, werkplaatsen, munitiefabrieken, ...), zonder hen kunnen de fronttroepen immers geen slag leveren. Aangezien België vanaf oktober 1914 grotendeels is ingenomen door de Duitse troepen bevinden de ondersteunende diensten zich grosso modo in twee Franse regio's, Calais en Normandië. De opleidingscentra maken hiervan deel uit.

De start

Tijdens de eerste maanden van de oorlog (augustus-oktober) melden zich meer dan 20.000 Belgen aan als oorlogsvrijwilliger. Op dat moment is er nog geen sprake van een gedegen opleiding. De geschiedenis van de opleidingskampen start op 2 oktober 1914 als duidelijk wordt dat de vesting Antwerpen niet zal standhouden. De regering beslist om terug te plooien op Oostende. Dezelfde dag nog wordt luitenant-generaal Antonin de Selliers de Moranville, tot augustus 1914 nog stafchef van het Belgisch leger, aangesteld als hoofd van een nieuwe organisatie, het I.G.A. (Inspection Générale de l'Armée). Hij krijgt de opdracht om de opleiding van de nieuwe rekruten op Franse bodem te organiseren.

Op 2 en 3 oktober verlaten 18.000 rekruten de belegerde stad Antwerpen richting Westhoek. Ze worden gehergroepeerd in het Franse Duinkerken en tussen 8 en 11 oktober via de zee geëvacueerd naar de Franse havens Cherbourg en Fécamp. Vandaar worden ze verdeeld over enkele locaties in Normandië.

In zijn memoires schrijft de Selliers de Moranville dat hij op 13 oktober 1914 van de Belgische minister van Financiën een eerste cheque van 1 miljoen frank ontvangt om de kosten te dekken van de huisvesting en de uitrusting van de Belgische soldaten op Franse bodem. Op 19 oktober zijn er al 7 opleidingskampen voor infanteristen in stelling en nog een 8ste kamp waarin oud-militairen worden opgeleid, met in totaal 22.260 manschappen, oorlogsvrijwilligers en miliciens.

Luitenant-generaal Antonin de Selliers de Moranville

Reacties

Populaire posts